Inleiding
De paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing (hierna aangeduid als paragraaf Weerstandsvermogen) is een door het BBV (Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten) voorgeschreven begrotingsparagraaf. De paragraaf bestaat uit de onderdelen 'Kengetallen' en 'Weerstandsvermogen en risicobeheersing'. Deze onderdelen lichten we hieronder toe.
Kengetallen
Het BBV schrijft sinds 2015 voor dat in de paragraaf Weerstandsvermogen zes kengetallen worden opgenomen. De wetgever wil met deze kengetallen inzicht geven in de financiële weerbaarheid en wendbaarheid (de mate waarin een gemeente bij een tegenvaller financieel kan bijsturen) van de gemeente. De kengetallen geven ook aan over hoeveel financiële ruimte de gemeente beschikt om structurele en incidentele lasten te dekken of op te vangen.
Van de Provincie Noord-Holland is een handreiking ontvangen om de kengetallen te kwalificeren aan de hand van signaleringswaarden die afkomstig zijn van de stresstest voor 100.000+ gemeenten. De signaleringswaarden hebben de volgende indeling:
Ref. | Kengetal | Categorieën | ||
---|---|---|---|---|
A | B | C | ||
1 | netto schuldquote | <90% | 90-130% | >130% |
2 | netto schuldquote gecorr. voor verstr. leningen | <90% | 90-130% | >130% |
3 | solvabiliteitsratio | >50% | 20-50% | <20% |
4 | grondexploitatie | <20% | 20-35% | >35% |
5 | structurele exploitatieruimte | >0% | 0% | <0% |
6 | belastingcapaciteit | <95% | 95-105% | >105% |
Omdat normering in eerste instantie door de gemeente zelf dient plaats te vinden wordt aan de categorieën door de provincie geen normering gegeven. Wel meldt de provincie dat over het algemeen kan worden gesteld dat categorie A het minst risicovol is en categorie C het meest.
De berekening van de kengetallen en de inrichting van de tabel waarin de kengetallen moeten
worden getoond, zijn voorgeschreven in ministeriële besluiten. In het geval van de jaarstukken moeten de kengetallen worden vermeld van jaar t – 2 (nu 2017 op realisatiebasis) en van het jaar t – 1 (nu 2018 op begrotingsbasis en op realisatiebasis). Aanvullend zijn de kengetallen uit de programmabegroting 2019 ook opgenomen.
Voor de gemeente Hilversum zien de kengetallen er als volgt uit:
Ref. | Kengetal | Verloop van de kengetallen | |||
---|---|---|---|---|---|
JS2017 | B2018 | JS2018 | B2019 | ||
1 | netto schuldquote | 78% | 74% | 75% | 78% |
2 | netto schuldquote gecorr. voor verstr. leningen | 78% | 74% | 76% | 78% |
3 | solvabiliteitsratio | 29% | 26% | 28% | 25% |
4 | grondexploitatie | 5% | -1% | 4% | 1% |
5 | structurele exploitatieruimte | 0,3% | 1,7% | -0,8% | 0,7% |
6 | belastingcapaciteit | 101% | 101% | 104% | 103% |
1. Netto schuldquote
Betekenis. De netto schuldquote is het percentage van de netto schuld ten opzichte van de jaarlijkse inkomsten van de gemeente. Hierbij is de netto schuld gedefinieerd als de totale schuld (kortlopend en langlopend) minus de geldelijke bezittingen zoals banktegoeden en uitgeleend geld. Het percentage dat hieruit voortkomt, geeft een indicatie van de druk van de rentelasten en aflossingen op de exploitatie. Voor dit kengetal geldt: hoe lager, hoe beter.
Beoordeling. Het percentage bedraagt 75% en valt in de categorie ‘minst risicovol’.
2. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
Betekenis. Dit kengetal verschilt maar op één, voor Hilversum ondergeschikt punt van het vorige: in dit kengetal worden uitgeleende gelden buiten beschouwing gelaten. Die komen immers normaal gesproken weer terug naar de gemeente. Bij een groot bedrag aan uitgeleende gelden zal het percentage lager (lees: gunstiger) uitvallen dan het percentage onder 1 hierboven. Hilversum heeft een bedrag van € 3,2 miljoen aan leningen, waarvan de diverse leningen aan de Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten (SVn) met € 2,4 miljoen de grootste zijn. Ook voor dit kengetal geldt: hoe lager, hoe beter.
Beoordeling. Hilversum heeft geen grote bedragen uitgeleend, dus de uitkomst is gelijk aan die van het eerste kengetal.
3. Solvabiliteitsratio
Betekenis. De solvabiliteitsratio geeft aan in welke mate het bezit van de gemeente is gefinancierd met eigen vermogen, of, anders gezegd, in welke mate het bezit is afbetaald. Het kengetal geeft aan of de gemeente, als de nood aan de man komt, met de opbrengst van de bezittingen haar schulden kan aflossen. Voor dit kengetal geldt: hoe hoger, hoe beter.
Beoordeling. Het percentage in deze jaarstukken is 28% en valt in de tussencategorie B. Wij blijven aandacht hebben voor dit kengetal zodat het niet in de categorie meest risicovol komt. Wij willen daarbij wel opmerken dat solvabiliteit in de private sector van groter belang is dan in de publieke sector. Dit komt omdat het voor de private sector een basis is waarop o.a. de leencapaciteit wordt bepaald. Bij publieke organisaties is dat niet het geval. Wij hechten daarom meer waarde aan het kengetal netto schuldquote. Dat kengetal geeft aan in hoeverre de rentelasten en aflossingen binnen de exploitatie kunnen worden opgevangen. Derhalve beschouwen we het solvabiliteitsratio van minder belang en kijken wij vooral naar het kengetal netto schuldquote.
4. Kengetal grondexploitatie
Betekenis. Dit percentage is de uitkomst van de vergelijking van de waarde van onze grondexploitaties met de jaarlijkse inkomsten van de gemeente. De boekwaarde van de voorraden grond moet worden terugverdiend bij de verkoop. Kenmerkend voor grondexploitaties is dat de looptijd meerdere jaren is. Naarmate de inkomsten verder in de toekomst liggen, brengt dit meer rentekosten en risico’s met zich mee.
Beoordeling. De hoogte van dit kengetal voor Hilversum bedraagt 4% en ligt ruim onder het percentage van 20%, die in de handreiking van de provincie als meest gunstige wordt beoordeeld.
5. Structurele exploitatieruimte
Betekenis. De structurele exploitatieruimte geeft aan in hoeverre de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten (waaronder de rente en aflossing van leningen) te dekken. Anders gezegd, een percentage van 0 of hoger geeft aan dat Hilversum geen structurele kosten dekt met incidentele inkomsten.
Beoordeling. Het kengetal is goed zolang het niet negatief is. Een negatief getal betekent immers dat structurele lasten ten dele met incidentele baten worden gedekt. Het gevaar daarvan is, dat als die incidentele inkomsten wegvallen, er een gat in de begroting en jaarrekening ontstaat. De hoogte van dit kengetal voor Hilversum is 0,8 % negatief en valt zodoende in de categorie C.
6. Belastingcapaciteit
Betekenis. Dit kengetal geeft aan hoe de gemiddelde woonlasten in Hilversum zich verhouden tot de landelijk gemiddelde woonlasten. Tot de woonlasten worden gerekend de onroerendezaakbelasting, de afvalstoffenheffing en de rioolheffing.
Beoordeling. Voor de realisatie 2018 ligt de uitkomst op 104 % en valt in categorie B van de beoordelingstabel. Bij dit kengetal geeft categorie B aan dat Hilversum rondom het gemiddelde schommelt.
Algeheel oordeel
Het BBV schrijft voor: “een beoordeling van de onderlinge verhouding tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie” (sic). Volgens de Nota van Toelichting bij het wijzigingsbesluit is het aan het College van B&W om die beoordeling te geven. Naast het kengetal voor de structurele exploitatieruimte valt geen enkel kengetal in de categorie ongunstig en drie van de zes voor Hilversum relevante kengetallen vallen zelfs in de categorie meest gunstig. Daarnaast laat het weerstandsvermogen (zie sectie III) zien dat de gemeente Hilversum een zeer degelijke financiële positie heeft. Daarom beoordeelt ons college de “onderlinge verhouding van de kengetallen in relatie tot de financiële positie” als goed.
Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Het weerstandsvermogen is de verhouding tussen de aanwezige en de benodigde weerstandscapaciteit. Het weerstandsvermogen van de gemeente Hilversum beoordelen wij als uitstekend. In de volgende paragrafen leggen we uit hoe we tot deze waardering zijn gekomen. Eerst bespreken we het beleidskader omtrent risico’s en weerstandscapaciteit. Vervolgens inventariseren we de risico’s die de financiële positie kunnen bedreigen en brengen die samen in een risicoprofiel. Dan berekenen we de weerstandscapaciteit en ten slotte berekenen en beoordelen we het weerstandsvermogen.
Beleid met betrekking tot risico’s en weerstandscapaciteit
Het beleidskader bestaat uit de door de Raad vastgestelde Financiële verordening gemeente Hilversum 2018. Doel van de gemeente Hilversum op het gebied van risico’s is om te voorkomen dat elke tegenvaller invloed heeft op de voortzetting van taken op het geldende niveau. Omdat tegenvallers leiden tot hogere lasten of lagere baten dan waarmee vooraf rekening is gehouden, rust het beleid op twee pijlers:
Ten eerste wordt er via de inrichting van het begrotingsproces voor gezorgd dat uitgaven die onvermijdelijk op de gemeente afkomen, tijdig in de begroting worden opgenomen. Daartoe worden ieder jaar in het kader van de opstelling van de begroting gemeentebreed autonome ontwikkelingen geïnventariseerd en beoordeeld op ‘vermijdelijkheid’. Met algemene kostenontwikkelingen zoals loon- en prijsstijgingen wordt - in relatie tot de verwachte ontwikkeling van de algemene uitkering - in de meerjarenraming rekening gehouden via stelposten. Zo wordt voorkomen dat deze voorzienbare en kwantificeerbare ontwikkelingen leiden tot overschrijdingen van de begroting.
In de tweede plaats worden mogelijke negatieve ontwikkelingen die te voorzien zijn en tot op zekere hoogte kwantificeerbaar zijn, maar waarvan onzeker is of ze zich zullen voordoen (risico’s), in beeld gebracht in de paragraaf Weerstandsvermogen van de begroting of de jaarrekening. Dat kan leiden tot bijstelling van de hoogte van de algemene reserve.
Financiële tegenvallers kunnen leiden tot rekeningtekorten. Deze worden in eerste instantie opgevangen door de algemene reserve. Door de kans dat zich onvermijdelijke maar niet begrote uitgaven voordoen te verkleinen - op de wijze zoals bij de eerste pijler beschreven - verkleinen we het risico dat we een beroep moeten doen op de algemene reserve.
Risicoprofiel
Onder risico’s verstaan we alle gebeurtenissen die je aan kunt zien komen met mogelijk negatieve financiële gevolgen – bijvoorbeeld hogere lasten of lagere baten - waarvan niet zeker is dat ze zich daadwerkelijk zullen voordoen. Of hoe groot de financiële gevolgen zullen zijn als ze zich voordoen. Vanwege deze onzekerheid is met deze gebeurtenissen nog geen rekening gehouden door het opnemen of aanpassen van budgetten in de begroting, het vormen van voorzieningen of bestemmingsreserves, of het afwaarderen van activa. Dit betekent dat als zo’n gebeurtenis daadwerkelijk optreedt, het financiële gevolg zich manifesteert als (a) een niet begrote last, (b) een hoger-dan-begrote last, of (c) een lager-dan-begrote bate. In de wandelgangen noemen we dit een ‘financiële tegenvaller’. Voor het samenstellen van het financiële risicoprofiel hebben we de risico’s opgenomen, waarbij we uitgaan van de gegevens die bij het opstellen van deze jaarstukken bij ons bekend zijn. Het gaat hierbij om de niet afgedekte risico’s, dus risico’s waar geen budget, afwaardering, voorziening, bestemmingsreserve of verzekering tegenover staat.
In overeenstemming met een advies van de Audit- en rekeningencommissie, kwantificeren we de gesignaleerde risico’s steeds zo goed mogelijk. De kwantificering van de risico’s bestaat uit een inschatting van enerzijds het bedrag dat met het risico gemoeid kan zijn, en anderzijds de kans dat het risico zich daadwerkelijk voor doet.
bedragen x 1.000 | |||||||
Ref. | Risico | Progr. | Kans | Risicobedrag | Benodigde weerstandscapaciteit | ||
incid | struct | incid | struct | ||||
1 | Gewaarborgde geldleningen sociale woningbouw | 1 W&L | 1% | 4.000 | 40 | ||
2 | Rechtstreekse borging van geldleningen | 1 W&L | 5% | 4.800 | 240 | - | |
3 | Garanties op woninghypotheken | 1 W&L | 1% | 1.900 | 19 | - | |
4 | Verruimen BTW Sportvrijstelling | 1 W&L | 10% | 320 | 32 | ||
5 | Onderwijshuisvesting | 2 Zorg | 25% | 48 | 12 | ||
6 | Jeugd | 2 Zorg | 75% | 1.000 | 750 | ||
7 | WMO | 2 Zorg | 75% | 750 | 563 | ||
8 | Saldo inkomsten en uitgaven bijstand | 2 Zorg | 50% | 1.800 | 900 | ||
9 | Herkeuringen WIA | 5 Fin&Gr | 5% | 1.500 | 75 | ||
10 | Grondexploitaties (gemeentelijk) | 5 Fin&Gr | div. | div. | 721 | ||
11 | Algemene uitkering gemeentefonds | 5 Fin&Gr | 25% | 500 | 950 | 125 | 238 |
12 | Sloop van het voormalig UWV pand | 5 Fin&Gr | 10% | 762 | 76 | ||
13 | Crailo | 5 Fin&Gr | P.M. | P.M. | P.M. | ||
14 | Vennootschapsbelasting (VPB) | 5 Fin&Gr | P.M. | P.M. | P.M. | ||
15 | Rechtstreekse geldleningen | diverse | 10% | 3.200 | 320 | ||
Totaal | 14.732 | 6.798 | 2.921 | 1.190 |
Toelichting op de onderdelen van het risicoprofiel
1. Gewaarborgde leningen sociale woningbouw
Programma: 1 (Wonen en leven)
Bedrag: € 4.000.000 structureel
Kans: 1%
Het WSW (Waarborgfonds Sociale Woningbouw) borgt rente- en aflossingsverplichtingen van leningen die corporaties afsluiten op de kapitaalmarkt om de sociale woningbouw in de gemeente te bevorderen. De gemeente Hilversum vormt samen met andere Nederlandse gemeenten en het Rijk een tertiaire achtervang voor de leningen.
Per ultimo 2018 was de stand van het door Hilversum geborgde deel € 395,6 miljoen (op een totaal voor Nederland van € 79,5 miljard (cijfers 2017). De achtervang werkt als volgt; Eerst moeten de corporaties de eigen reserves aanspreken om verliezen te dekken. Daarna wordt het vermogen van het waarborgfonds aangesproken. Als het waarborgfonds onder een bepaalde omvang daalt, moeten rijk (50%), schadegemeenten (25%) en alle overige gemeenten (25%) het tekort aanvullen door het verstrekken van renteloze leningen aan het waarborgfonds, die worden terugbetaald zodra het vermogen van het waarborgfonds weer op peil is. De met de renteloze leningen gemoeide rentederving komt ten laste van de kredietverstrekkers /gemeenten.
De kans dat aanspraak wordt gemaakt op de gemeentelijke achtervang is gering, maar kan invloed hebben op de gemeentelijke schuldpositie en de rentelasten van de gemeente. De gemeente zal de aan het WSW te verstrekken renteloze lening financieren met een langlopende lening waar rente over moet worden betaald.
Het financiële risico wordt op ‘laag’ geschat.
Het risicobedrag van de via het WSW geborgde leningen schatten we op afgerond € 4 miljoen. De kans schatten we op 1%.
2. Rechtstreekse borging geldleningen
Programma: 1 (Wonen en leven) (voornamelijk)
Bedrag: € 4.800.000 incidenteel
Kans: 5%
Het schuldrestant van de rechtstreeks door Hilversum geborgde leningen bedraagt per 31 december 2018 afgerond € 2,6 miljoen. Het gaat hier vooral (ook) om woningbouwleningen (circa € 1,0 miljoen) maar ook om andere leningen, zoals aan de bibliotheek, een kinderdagverblijf en de zweefvliegclub.
In 2018 is de garantstelling voor het Poppodium de Vorstin van kracht geworden conform het Raadsbesluit van 6 december 2017. Op 14 november 2018 heeft de raad ingestemd met het voorgenomen besluit om garant te staan voor een maximum bedrag van € 2,2 miljoen ten behoeve van de Stichting Sportinvesteringsfonds Hilversum. Deze garantstelling zal in 2019 daadwerkelijk tot stand komen.
Het risicobedrag is daarmee tevens € 4,8 miljoen. De kans van optreden schatten wij in op 5%.
Bedrag 5% maal €4,8 miljoen is € 240.000.
3. Garantie op woninghypotheken
Programma: 1 (Wonen en leven)
Bedrag: € 1.900.000 incidenteel
Kans: 1%
Op 1 januari 1995 is de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) ingevoerd. Gemeenten konden vóór die datum ook al garant staan voor hypotheken. Ook in Hilversum was dit het geval. Op basis van de jaaropgaven van financiële instellingen, komt het resterende bedrag op 31 december 2018 uit op € 1,9 miljoen. Als het gaat om spaarhypotheken, is het saldo van de lening verminderd met het opgebouwde spaartegoed. Omdat het om zeer oude leningen gaat (minimaal 20 jaar oud), gaan we er vanuit dat aan deze hypotheken geen ‘onderwater’ risico’s kleven en dat het risico hierop daarom zeer beperkt is. De kans dat dit risico optreedt, schatten we daarom in op 1%.
4. Verruimen BTW- Sportvrijstelling (Nieuw)
Programma: 1 (Wonen en leven)
Bedrag: € 320.000 incidenteel
Kans: 10%
Door een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft het rijk de BTW- sportvrijstelling met ingang van 1 januari 2019 verruimd. De verruiming van de btw sportvrijstelling heeft als gevolg dat de mogelijkheid vervalt om BTW-vooraftrek toe te passen op de kosten van investeringen, beheer en exploitatie van sportaccommodaties door gemeenten.
Door het rijk is ter compensatie van het BTW-nadeel een landelijke compensatieregelingen ingesteld; de specifieke uitkering Sport (SPUK). De gemeente kan in het kader van de SPUK- regeling een aanvraag indienen bij het Rijk voor de ontstane BTW-nadelen. Het uitkeringsplafond van deze regeling is € 152 miljoen per jaar en wordt naar rato verdeeld als het plafond wordt bereikt. Een eerste inschatting is dat de gemeente in 2019 ongeveer € 320.000 aan zal vragen aan BTW-compensatie.
Op dit moment is er nog onvoldoende duidelijkheid over de uitvoering van de regeling (met name voor de sport bv’s). Dit kan tot gevolg hebben dat het subsidieplafond (als bijvoorbeeld ook de sport bv’s naast gemeenten mogen meedingen in de SPUK-regeling) eerder wordt bereikt. Als gemeenten en/of sport bv’s in totaliteit meer dan € 152 miljoen claimen dan is het risico dat er onvoldoende compensatie van de btw nadelen zal plaatsvinden.
5. Onderwijshuisvesting
Programma: 2 (Zorg)
Bedrag: € 48.000 structureel
Kans: 25%
In het Onderwijshuisvestingsbeleid en Meerjarenprogramma 2017-2024 (OHVB) zijn de ontwikkelingen in kaart gebracht op het gebied van onderwijshuisvesting voor de periode tot en met het jaar 2024 en de financiële consequenties daarvan. Dit gaat uit van een meerjarenraming op basis van een investeringsplafond. Dit investeringsplafond is teruggebracht van € 6,9 miljoen in 2012 tot € 3,4 miljoen per jaar in de periode 2016 tot en met 2020. En vanaf 2021 is het plafond enerzijds nog verder teruggebracht naar € 2.680.000, maar vervolgens ook met 40 % opgehoogd tot €3.752.000, dit in verband met de hogere bouwkosten / aangepaste VNG norm.
In dit OHVB zijn maatregelen opgenomen om ervoor te zorgen dat de benodigde investeringen binnen dit jaarlijkse investeringsplafond blijven. De gemeenteraad heeft op 16 december 2015 de verordening Voorziening onderwijshuisvesting vastgesteld. Hierdoor zijn de grenzen voor medegebruik verruimd en de kans op uitbreiding verkleind. Toch blijft er een risico bestaan dat extra, niet-voorziene investeringen noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld door veranderingen in leerlingenstromen (vanwege wijzigingen in de instroom van statushouders en de groei van het internationale onderwijs), de aanbestedingsmarkt, gevolgen voor schoolgebouwen als gevolg van de invoering van passend onderwijs, onvoorziene kosten van asbestsanering, het monumentale karakter van schoolgebouwen of nieuw beleid van het Rijk.
Bovenstaande is vertaald naar een risicobedrag ter grootte van € 48.000 aan kapitaallasten, welke is berekend op basis van een investeringsrisico van € 1.000.000. Vanwege de groei in het leerlingenaantal in Hilversum, de verscherpte eisen in het Bouwbesluit en de recent aangetrokken bouwkosten, schatten we de kans in op 25%.
6. Jeugd
Programma: 2 (Zorg)
Bedrag: € 1.000.000 incidenteel
Kans: 75%
De gemeente heeft de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de regelingen behorende bij de Jeugdwet. Deze regelingen hebben een open-einde-karakter. Rekeningcijfers kunnen als gevolg van diverse onzekerheden in positieve, maar ook in negatieve zin afwijken van de begrotingsramingen.
Voor de uitvoering van de jeugdwet constateren wij dat wij deze taken in 2018, evenals in 2017 niet binnen de aanwezige budgetten hebben kunnen uitvoeren.
In 2018 zijn de uitgaven voor Jeugd maatwerkdienstverlening 12,4 miljoen. Hiermee laten de uitgaven ten opzichte van 2017 (€ 11,5 miljoen) een stijging zien van 11%. Ten opzichte van de begroting laat Jeugd maatwerkdienstverlening een nadeel zien van € 1.268.000. Zoals toegelicht in het raadsvoorstel van 12 december 2018 is in de begroting verondersteld dat de hoge uitgaven 2017 een piek betroffen en dat daarmee de lasten in 2018 lager zouden uitkomen. In werkelijkheid blijkt 2017 geen piek te zijn en zet de stijgende trend zich verder voort. Naar verwachting ook in de jaren 2019 en verder.
Blijvende risico’s zijn:
- De toegang tot de jeugdzorg loopt niet alleen via het Sociaal Plein, maar ook via gemachtigde verwijzers zoals huisartsen, jeugdartsen, medisch specialisten en gecertificeerde instellingen, waardoor er minder grip is op de kosten van deze zorg.
- Afgelopen periode zijn de kosten binnen de jeugdwet jaarlijks gestegen. Naar verwachting zet deze zich voort. Momenteel wordt door het rijk bezien of aan gemeenten extra middelen ter beschikking worden gesteld ten aanzien van de uitvoering van de jeugdwet.
7. WMO
Programma: 2 (Zorg)
Bedrag: € 750.000 incidenteel
Kans: 75%
De gemeente heeft de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de regelingen behorende bij de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Deze regelingen hebben een open-einde-karakter. De rekeningcijfers kunnen als gevolg van diverse onzekerheden in positieve, maar ook in negatieve zin afwijken van de begroting. De belangrijkste onzekerheden hebben betrekking op de te verwachten normale instroom en/of uitstroom. Bij verder gelijke omstandigheden wordt op termijn, een groeiend beroep op de individuele voorzieningen verwacht, omdat op basis van demografische ontwikkeling steeds meer ouderen te verwachten zijn en omdat ouderen steeds langer zelfstandig thuis zullen blijven wonen.
Voor de uitvoering van de WMO constateren wij dat wij deze taken in 2018, in tegenstelling tot voorgaande jaren niet binnen de aanwezige budgetten hebben kunnen uitvoeren.
Blijvende risico’s zijn:
- Het kabinet heeft besloten om vanaf 2019 de eigen bijdrage -onafhankelijk van het zorggebruik, inkomen en vermogen- te maximeren via het zogeheten "abonnementstarief" van € 17,50 per 4 weken. Doel daarvan is om stapeling van eigen bijdragen bij een huishouden te voorkomen. Per saldo zullen de inkomsten uit eigen bijdragen dalen en de zorgkosten toenemen omdat het voor meer burgers financieel aantrekkelijker wordt bepaalde zorgproducten via de gemeente te organiseren. Ook is het waarschijnlijk dat als meer burgers zich bij het Sociaal Plein melden, de ambtelijke kosten voor de afhandeling van deze meldingen en aanvragen hoger worden. Vooralsnog is het onduidelijk of en hoeveel de (zorg)kosten zullen stijgen. Via de algemene uitkering heeft het rijk de gemeenten alleen gecompenseerd voor de lagere inkomsten uit eigen bijdragen en niet voor de verwachte stijging van de vraag en bijbehorende afhandelingskosten.
- Het uitvoeringsplan ‘ontmoeten en ondersteuning in de wijken’ veronderstelt dat de vraag naar individuele (duurdere) zorg via het Sociaal Plein zal dalen doordat meer burgers gebruik zullen gaan maken van de uit te breiden algemene voorzieningen en dat het plan zich deels zelf bekostigt (substitutie). Het risico bestaat dat deze substitutie niet of pas later plaats zal vinden.
Bovenstaande risico’s zijn niet te splitsen in afzonderlijke componenten omdat het niet mogelijk is de gevolgen die zich gezamenlijk (kunnen) voor doen afzonderlijk te herkennen of inzichtelijk te maken.
8. Saldo inkomsten en uitgaven bijstand
Programma: 3 (Werken)
Bedrag: € 1.800.000 structureel
Kans: 50%
In 2015 tot en met 2018 was het budget voor de BUIG (Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten) ontoereikend en is/wordt gebruik gemaakt van de landelijke vangnetregeling. Voor tekorten op het BUIG-budget geldt een getrapte vergoeding, waarbij tekorten deels worden gecompenseerd door het Rijk. Door de landelijke vangnetregeling wordt het eigen risico beperkt. In 2018 wordt voor een bedrag van € 490.000 beroep gedaan op vangnetregeling (2017: € 1.480.000). Het verschil tussen lasten en baten voor de BUIG in 2018 bedraagt € 1,9 miljoen. Hiermee blijven we binnen de begroting van de eigen middelen voor de BUIG van € 2 miljoen. Voor 2019 betekent dit dat het nadeel voor de gemeente nooit hoger zal zijn dan € 2,8 miljoen.
In de begroting 2019 wordt uitgegaan van een tekort van € 1,0 miljoen. Daarmee is het doel om voor 2019 geen aanspraak te hoeven maken op de vangnetregeling. Het tekort (zonder vangnet) op de BUIG dient teruggedrongen te worden van € 3,9 miljoen in 2016 naar € 1,0 miljoen in 2019 en naar nul in 2020.Voor alsnog is de ambitie deze daling voort te zetten na 2020.
Om dit te bewerkstelligen wordt ingezet op het stimuleren van de uitstroom en het zoveel als mogelijk beperken van de instroom. We doen dit o.a. op basis van het uitvoeringsplan Werk. Het risico is aanwezig dat het tekort minder snel afneemt. Het maximale risico in 2019 is hierbij € 1,8 miljoen (het verschil tussen het begrote tekort in 2019 (€ 1 miljoen) en het maximale risico (€ 2,8 miljoen)). Wij schatten in dat dit risico structureel is en de kans van voordoen 50%.
9. Herkeuringen WIA
Programma: 5 (Financiën en grondexploitaties)
Bedrag: € 1.500.000 incidenteel
Kans: 5 %
In het kader van de verscherpte herkeuringen WIA (voorheen WAO) loopt de gemeente een risico.
Onbekend is of er nog (ex-)medewerkers van de gemeente Hilversum daadwerkelijk afgeschat gaan
worden en zo ja, tegen welk percentage. Een lager percentage leidt tot extra lasten omdat de gemeente zelf de WW-uitkering of het wachtgeld betaalt. Vanwege de vele onzekerheden (aantal, leeftijd, inschaling, afschattingspercentage, huidige rechten op wachtgeld of WW, enz.) kunnen de werkelijke kosten aanzienlijk variëren. De grootste kans op afschattingen is geweest op het moment van wetswijziging. Tot dusver hebben bij voormalige personeelsleden, die een WAO-uitkering hadden, geen daadwerkelijk afschattingen plaatsgevonden. Gezien de ervaringen bij andere gemeenten is er evenwel geen garantie dat er geen claims zullen binnen komen. Het risico blijft bestaan, omdat het UWV herkeuringen uitvoert. We schatten het maximale risicobedrag op € 1.500.000. We schatten de kans op 5%.
10. Grondexploitaties (gemeentelijk)
Programma: 5 (Financiën en grondexploitaties)
Bedrag: € 721.000 incidenteel
Kans: p.m.
Binnen de gemeente Hilversum worden de grondexploitaties jaarlijks geanalyseerd en geactualiseerd, omdat zich binnen grondexploitatie aanzienlijke risico’s kunnen voordoen als gevolg van bijvoorbeeld marktontwikkelingen en saneringskosten. Voor alle verlieslatende grondexploitaties is een voorziening gevormd op basis van de in de Actualisatie Grondexploitaties 2019 geraamde nadelige saldi. Het risico dat grondexploitaties nadeliger uitvallen dan voorzien is daarmee echter niet afgedekt. Vandaar dat de grondexploitaties tevens in de risicoparagraaf aan de orde komen.
Voor de risicoanalyse met betrekking tot de grondexploitaties maken we onderscheid tussen enerzijds prijsrisico’s, die voor alle grondexploitaties in gelijke mate gelden, en anderzijds de intrinsieke risico’s van de afzonderlijke grondexploitaties.
Wat betreft de prijsrisico’s: In de huidige markt is het moeilijk in te schatten hoe de prijzen zich in de nabije toekomst zullen ontwikkelen. Dit geldt zowel voor de baten- als voor de lastenkant. In de actualisering 2019 anticiperen wij op de marktomstandigheden door de lasten met 3,0 % en de baten met 2% te laten stijgen. Dit doen wij op basis van de verwachtingen van:
- de consumenten-prijsindexen van het CBS (de verkoopcijfers van en de prijswijzigingen in de woningbouw);
- het Bureau Documentatie Bouwwezen (de kostenontwikkelingen van investeringen in vastgoed);
- de Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM): verkoopcijfers en prijswijzigingen in de woningbouw;
- diverse informatiebronnen op het internet betreffende grond-, weg- en waterbouw.
Afgezet tegen het bovengenoemde uitgangspunt van 3,0% voor de lasten en 2,0% voor de baten schatten wij het risico van afwijkende prijsontwikkelingen als volgt in:
- 1% extra kostenstijging ad. € 53.000
- 1% opbrengstendaling ad. € 157.000
Het maximale risico van de mogelijke tegenvallers (de kostenstijging plus de opbrengstendaling) ligt daarmee op € 210.000 (€ 53.000 + € 157.000). We schatten de kans op 50%.
Voor wat betreft de intrinsieke risico’s van afzonderlijke grondexploitaties:
Elke grondexploitatie heeft haar eigen specifieke risico’s en kansen. Onderstaand schema geeft de inschatting daarvan voor alle grondexploitaties, waarbij we een vergelijking hebben gemaakt tussen de inschatting bij de vorige actualisatie (maart 2018) en de nieuwste actualisatie (maart 2019).
bedragen x 1.000 | ||||
Vergelijking risico's in jaren | actualisatie maart 2018 | actualisatie maart 2019 | verschil 2018 - 2019 | opmerking |
Negatieve risico's (kans x gevolg) | 671 | 616 | -55 | vermindering negatieve risico's |
Het bedrag aan risico’s ter grootte van € 616.000 heeft betrekking op de grondexploitaties Anna’s Hoeve Bouwplan (€ 285.000) en Egelshoek (€ 331.000). De kans hierop is opgebouwd uit meerdere risicopercentages.
De grondexploitatie Anna’s Hoeve Bouwplan nadert zijn voltooiing. Hiermee neemt ook de zekerheid toe, dat het geraamde resultaat gerealiseerd zal worden. Ieder risico, dat zich feitelijk manifesteert, zal ongeacht of het nu wel of niet in de risicoanalyse van deze grex is opgenomen, derhalve direct en naar volle omvang van invloed zijn op het te realiseren resultaat.
Als we alle risicobedragen van de afzonderlijke grondexploitaties en het risicobedrag van de prijsrisico’s optellen, komen we op een totaal risicobedrag van € 721.000 (€ 105.000 + € 616.000).
11. Algemene Uitkering gemeentefonds
Programma: 5 (Financiën en grondexploitaties)
Bedrag: € 950.000 structureel en € 500.000 incidenteel
Kans: p.m. 25%
De hoogte van de algemene uitkering uit het gemeentefonds is afhankelijk van de Rijksuitgaven.
Dit gaat op basis van het principe “samen de trap op en af”. Meer rijksuitgaven betekent meer geld voor het gemeentefonds, minder rijksuitgaven betekent minder geld voor het gemeentefonds.
Daarnaast zijn er nog algemene mutaties op basis van de wijzigingen van de Hilversumse aantallen van de verdeelmaatstaven, die de basis vormen van de verdeling van het gemeentefonds (aantallen inwoners, woonruimten, bijstandsontvangers, leerlingaantallen etc.) Ook deze kunnen ertoe leiden dat Hilversum meer of minder geld uit het gemeentefonds ontvangt. Bijvoorbeeld; het inwonertal van Hilversum groeit hetgeen een gunstige uitwerking heeft op de algemene uitkering uit het gemeentefonds.
In de najaarsnota van het Rijk is duidelijk geworden dat de onderbesteding van het Rijk nog hoger is dan voorzien bij de septembercirculaire 2018.
Op basis van een (ingeschatte) korting van 100 miljoen op het gemeentefonds en een aandeel daarin van Hilversum van ongeveer 0,5% betekent dit voor Hilversum een mogelijke korting van ongeveer € 500.000. Deze mogelijke korting zal bij de meicirculaire 2019 tot uiting komen en verrekend worden. Dit hebben wij reeds vermeld bij de Raadsinformatiebrief over de decembercirculaire 2018.
De algemene uitkering exclusief het sociale domein bedroeg over 2018 een bedrag van bijna € 95 miljoen. Een afwijking van 1% leidt op deze manier tot een risico van € 0,95 miljoen.
Met ingang van 2019 vindt de overheveling van de decentralisatie uitkering sociaal domein naar de algemene uitkering plaats. Komende jaren vindt een herijking plaats van de verdeling van de middelen van de algemene uitkering. De nieuwe verdeling wordt voorzien in 2021. Voor deze herijking wordt onderzocht in hoeverre met de verdeling rekening moet worden gehouden met kostenverschillen tussen gemeenten en bij de verschillen in inkomsten die gemeenten zelf genereren.
Ook vindt er in het kader van de herijking een onderzoek plaats of de huidige centrumfunctie voor de verdeling van de middelen uit de algemene uitkering nog voldoet.
Daarnaast wordt de informatievoorziening over de geldstromen van het Rijk aan gemeenten en ook de informatievoorziening over de financiële positie van gemeenten verbeterd. Daarvoor is een centrale database ontwikkeld, waarvan de eerste versie in de zomer van 2018 is gelanceerd. (www.financiengemeenten.nl) Er wordt ingezet op meer verspreiding van financiële kennis over de financiële verhoudingen.
Hoe groot eventuele herverdeeleffecten van de herijking voor Hilversum zullen zijn en wanneer deze zullen gaan optreden is op dit moment niet te kwantificeren.
12. Sloop van het voormalig UWV pand
Programma: 5 (Financiën en grondexploitaties)
Bedrag: € 762.000 incidenteel
Kans: 10%
De vernieuwing van het stationsplein wordt in gang gezet met de sloop van het voormalig UWV pand aan het Stationsplein 25. De sloopkosten worden geraamd op € 762.000 en zijn in het investeringsprogramma opgenomen. Op deze wijze kunnen we, als we te zijner tijd een grex openen voor de ontwikkeling van de grond, het krediet bij de grex betrekken. Hiervoor geldt dat er binnen 5 jaar nadat het krediet geactiveerd is, er een grex geopend moet zijn. Komt het niet binnen 5 jaar tot een grex, dan dient het krediet in één keer afgeschreven te worden. We achten deze kans klein (10%) omdat de raad een visie op het stationsplein heeft vastgesteld waarin geen plaats is voor het bestaande gebouw. De tijdslimiet waarbinnen er een grex geopend moet worden, zorgt voor vermelding in deze risicoparagraaf.
13. Crailo
Programma: 5 (Financiën en grondexploitaties)
Bedrag: p.m.
Kans: p.m.
De gemeente Hilversum heeft samen met de gemeenten Gooise Meren en Laren de gebiedsontwikkeling Crailo met een waarde van grofweg 75 mln. ter hand genomen (lasten plusminus 75 mln., baten iets hoger en klein winstgevend resultaat). De gemeente Hilversum is voor 45% aandeelhouder in de uitvoerende besloten vennootschap GEM Crailo BV.
De gronden en opstallen in het plangebied zijn nog in eigendom van de gemeenten, waarbij in de Akte van toetreding volmacht is verleend aan GEM Crailo BV voor wat betreft beheer en onderhoud. De gemeente Hilversum staat voor 45% (9 mln.) borg voor de door GEM Crailo BV bij de BNG aangetrokken kredietfaciliteit.
Risico’s
- Strikt genomen beperkt het Hilversumse risico zich tot de deelneming in de BV (45%). Het risico van deze deelneming hangt nauw samen met (het resultaat van) de intergemeentelijke grondexploitatie, de daarin opgenomen risico- en gevoeligheidsanalyse en de door GEM Crailo BV terzake genomen en te nemen beheersmaatregelen incl. de (nadere) inrichting van de governance structuur.
- De op 23 januari 2019 door de Algemene Vergadering (van aandeelhouders) als onderdeel van het Jaarplan 2019 vastgestelde geactualiseerde grondexploitatie kent een winstgevende eindwaarde per 31 december 2029 van 1,85 mln. en een winstgevende contante waarde per 1 januari 2019 van 1,49 mln.
- In de intergemeentelijke grondexploitatie is een risico- en gevoeligheidsanalyse opgenomen. Op de risico’s (kansen en bedreigingen) is een zogenaamde Monte-Carlo analyse toegepast, waarin aan elk risico een bandbreedte en een kansverdeling is toegekend. De Monte-Carlo analyse is daarmee een integrale simulatie van alle benoemde kansen en bedreigingen. GEM Crailo BV beschikt niet over een eigen weerstandsvermogen ter dekking van financiële consequenties van zich manifesterende risico’s.
- De governance-structuur van GEM Crailo BV is v.w.b. de opzet in overeenstemming met de fase, waarin de operationalisering van GEM Crailo BV en de planontwikkeling en –uitvoering op 1 januari 2019 verkeren. Bestaan en werking van de governance-structuur dienen tezamen met deze opzet nog nader getoetst en van advies voorzien te worden door de accountant van GEM Crailo BV (zie verder 2d).
- Onverlet de risico’s genoemd onder 1a t/m 1c melden wij het volgende:
- Procuratiehouderschap
De gemeente Hilversum dient op het moment van schrijven van deze paragraaf Weerstandsvermogen nog een einddeclaratie op te stellen met betrekking tot het met ingang van 2018 gevoerde procuratiehouderschap. De gemeente Hilversum zal zijn accountant vragen t.b.v. deze einddeclaratie een accountsverklaring op te stellen. De Algemene Vergadering van GEM Crailo BV zal na ontvangst en welbevinden van de einddeclaratie de gemeente Hilversum decharge verlenen. - (Fiscale) grondrouting
Rekening houdend met de op grond van het nog vast te stellen bestemmingsplan uitgeefbare (rode) gronden en niet uitgeefbare gronden (grijs voor wegen en pleinen etc. en blauw/groen voor plantsoenen en waterpartijen etc.) zijn vele scenario’s denkbaar met betrekking tot de grondrouting. Er is immers sprake van 3 fiscale regimes (BTW, BTW-compensatiefonds en Overdrachtsbelasting) en van diverse partijen (Provincie, gemeenten, GEM Crailo BV, projectontwikkelaar en eindafnemer/belegger). Veel scenario’s leidt mogelijk tot onnodige complexiteit; reden waarom GEM Crailo BV nader overleg zal plegen met de belastingdienst. Dit overleg kan mogelijk leiden tot een ruling met de Belastingdienst. - Beheer gemeentelijke gronden
Voor het beheer en onderhoud van de gemeentelijke gronden zal GEM Crailo BV in 2019 een beheersovereenkomst opstellen. Deze overeenkomst dient zowel rekening te houden met de mogelijke risico’s (fiscaal, juridisch, verzekeringstechnisch etc.), die de gemeenten als grondeigenaar lopen, als met de mogelijke lasten en baten die daaruit voortvloeien. Deze lasten en baten van beheer en onderhoud zijn overigens voorzien in de intergemeentelijke grondexploitatie. De gemeenten kunnen deze lasten en baten dan ook declareren bij GEM Crailo BV.
Mogelijk kan de voorgenomen ruling met de Belastingdienst van invloed zijn op het moment, waarop de gemeenten gronden in eigendom overdragen aan GEM Crailo BV, als ook op het moment, waarop de gemeenten voornoemde lasten en baten kunnen declareren bij GEM Crailo BV. - Verlengd boekjaar en governance
Gem Crailo BV kent een verlengd 1e boekjaar. Dit impliceert dat de eerste jaarrekening van GEM Crailo BV betrekking zal hebben op de kalenderjaren 2018 en 2019 en derhalve pas in 2020 voorzien van een accountsverklaring het daglicht zal zien. Terzake heeft de directeur van GEM Crailo BV in de Algemene Vergadering (van aandeelhouders) van 23 januari 2019 toegezegd:- dat hij de aan te stellen accountant van GEM Crailo BV zal opdragen in 2019 periodiek te adviseren over de inrichting van de bedrijfsvoering en informatiehuishouding van GEM Crailo BV,
- dat hij deze adviezen, waar nodig zal delen met het Bestuurlijk Overleg en de Aandeelhoudersvergadering en;
- dat hij in dit licht de accountant expliciet zal vragen naar zijn oordeel (eventueel in de vorm van een tussentijds toetsmoment medio 2019) over opzet, bestaan en werking van de brede governance, waaronder nadrukkelijk de inrichting van de administratieve organisatie, de risico’s, de in de processen van de administratieve organisatie verweven beheersmaatregelen m.b.t. de risico’s en de interne controle binnen GEM Crailo BV.
- Procuratiehouderschap
De risico’s (en beheersmaatregelen) vermeldt onder de punten 2a t/m 2d kunnen op basis van het door GEM Crailo BV beschikbaar gestelde materiaal niet nader gekwantificeerd worden in termen van kans maal impact. Om deze reden vermelden wij het totale risico van de deelneming in GEM Crailo BV als PM.
14. Vennootschapsbelasting (VPB)
Programma: 5 (financiën en grondexploitatie)
Bedrag: p.m.
Kans: p.m.
Vanaf 1 januari 2016 moeten publiekrechtelijke ondernemingen (waaronder gemeenten) vennootschapsbelasting (VPB) betalen voor de fiscale winst die zij met hun ondernemingsactiviteiten maken. Op basis van een inventarisatie zijn de gemeentelijke activiteiten ingedeeld in 23 clusters. De voorlopige inschatting was dat een drietal clusters ondernemingsactiviteiten bevatten die op basis van de huidige inzichten onder de vennootschapsplicht vallen (grondexploitaties, dienstverlening aan derden, en het parkeerbedrijf). Na verdere toetsing aan wettelijke criteria en valide argumenten blijven ook de activiteiten m.b.t. dienstverlening aan derden en het parkeerbedrijf buiten de vennootschapsbelasting, waarmee de (mogelijke) vennootschapsbelastingplicht m.b.t de grondexploitatieactiviteiten resteert.
Risico
Over de waardering van de fiscale openingsbalans van de grondexploitaties heeft nog geen afstemming kunnen plaatsvinden met de belastingdienst. Dit kan eventueel een wijziging van de belastingpositie (en de te betalen VPB) tot gevolg hebben. Meerjarige fiscale monitoring, planning en sturing kunnen het risico daarentegen weer beperken.
15. Rechtstreekse geldleningen
Programma: diverse
Bedrag: € 3.200.000 incidenteel
Kans: 10%
De gemeente Hilversum heeft ook een aantal uitstaande leningen. Het gaat om een totaalbedrag van ongeveer € 3,2 miljoen per 31 december 2018. Het totaalbedrag bestaat grotendeels uit leningen die via het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting zijn verstrekt in het kader van stimuleringsregelingen voor particuliere woningverbetering en duurzaamheid. Daarnaast zijn leningen verstrekt aan het Nationaal Restauratiefonds en aan het Pinetum Blijdenstein.
Het risicobedrag van de rechtstreekse leningen schatten we op afgerond € 3,2 miljoen. De kans schatten we op 10%.
Weerstandscapaciteit
De weerstandscapaciteit bestaat uit alle financiële middelen waarmee financiële tegenvallers gedekt kunnen worden. Dit betreft zowel incidentele (éénmalige) als structurele (jaarlijks terugkerende) middelen. Ook gaat het om zowel reeds beschikbare middelen (zoals de algemene reserve) als beschikbaar te maken middelen (bijvoorbeeld door verhoging van de OZB).
Onderstaand overzicht toont de verwachte weerstandscapaciteit. Van de vermelde reserves (nummer 1) heeft alleen de ‘algemene reserve’ de functie om risico’s op te vangen. De bestemmingsreserves hebben dat per definitie niet. Zij kunnen evenwel, als de algemene reserves tekort schieten, in geval van nood toch worden aangesproken. De onderdelen met nummers 2 t/m 4 ‘kijken vooruit’. De belastingcapaciteit (nummer 5) is weer gebaseerd op de werkelijke cijfers 2018.
Tabel: weerstandscapaciteit | bedragen x 1.000 | |||
Incidenteel | Structureel | |||
Actueel | 1. Algemene reserve | 88.700 | 2. Onvoorzien | 150 |
3. Nieuwe kansen | 600 | |||
4. Stelpost autonome ontwikkelingen | 2.250 | |||
subtotaal Actueel Incidenteel | 88.700 | subtotaal Actueel Structureel | 3.000 | |
Potentieel | 5. Onbenutte belastingcapaciteit | 10.830 | ||
subtotaal Potentieel structureel | 10.830 | |||
Totaal | Totaal incidenteel | 88.700 | Totaal structureel | 13.830 |
Toelichting op de onderdelen van de weerstandscapaciteit
1. Algemene reserve en bestemmingsreserves
De algemene reserve heeft de functie van buffer voor het opvangen van risico’s waarvoor geen maatregelen kunnen worden getroffen (bijvoorbeeld: afsluiten verzekering, instellen van een voorziening op de balans). De bestemmingsreserves zijn - zoals de term aangeeft- bestemd voor de diverse doelen waarvoor ze zijn ingesteld. Ze vormen (als onderdeel van het eigen vermogen) een weerstandscapaciteit die kan worden aangesproken in het geval dat de algemene reserve tekort schiet. Het geraamde totaal aan reserves bedraagt per 31 december 2018 € 88,7 miljoen.
2. Onvoorzien
Jaarlijks wordt in de begroting een post voor onvoorziene lasten opgenomen. Ten laste van dit budget mogen alleen uitgaven worden geboekt die voldoen aan de zogenoemde drie o’s: onvoorzien, onontkoombaar en onuitstelbaar. Een deel van de tegenvallers kan dus met dit budget worden opgevangen. De post ‘onvoorzien’ in de programmabegroting 2019 en volgende jaren bedraagt structureel € 150.000.
3. Budget nieuwe kansen
In de nieuwe financiële verordening is de post ‘Nieuwe kansen’ opgenomen. De post ‘Nieuwe kansen’ mag alleen worden aangesproken voor incidentele uitgaven die het mogelijk maken om in te spelen op kansen die zich gedurende het jaar voordoen. Het college stelt hiervoor in de uitvoeringsafspraken stringente voorwaarden op.
4. Stelpost autonome ontwikkelingen
Voor het opvangen van autonome ontwikkelingen is in de meerjarenraming een stelpost geraamd die elk jaar € 1,5 miljoen hoger wordt. Binnen de horizon van de lopende programmabegroting – van 2019 tot en met 2023 – loopt de post op van € 0 (2019 is al benut) tot € 4,5 miljoen (2022). Dat is bij elkaar opgeteld € 9 miljoen. Daarmee wordt in de periode 2019-2022 gemiddeld een bedrag van € 2,25 miljoen toegevoegd aan de structurele weerstandscapaciteit.
5. Onbenutte capaciteit Onroerende zaakbelasting
De onbenutte OZB-capaciteit is het verschil tussen enerzijds de OZB-opbrengst bij het door de gemeente Hilversum vastgestelde tarief en anderzijds de opbrengst die zou worden behaald als de gemeente het tarief zou hanteren dat minimaal nodig is om in aanmerking te komen voor een aanvullende uitkering op basis van artikel 12 Fvw (Financiële verhoudingswet). Dit landelijke (voor alle gemeenten gelijke) ‘artikel 12 normtarief’ is een gewogen percentage op basis van de economische waarde van de drie categorieën belastingobjecten (woningen, niet-woningen eigenaren en niet-woningen gebruikers). Het normtarief wordt elk jaar door het rijk vastgesteld en bedraagt voor 2019 (meicirculaire 2018): 0,1952%.
Het gewogen percentage van de gemeente Hilversum, op basis van de door de gemeenteraad voor 2018 voorgestelde tarieven, is 0,1269%. Hilversum zit daarmee 0,0683% onder het normtarief. Wanneer dit verschil wordt vermenigvuldigd met de opgetelde economische waarde voor de drie categorieën – € 15,9 miljard – dan levert dit een onbenutte OZB-capaciteit van € 10,8 miljoen op.
N.B. Met ingang van het nieuwe financiële beleid wordt in bovenstaande tabel de verwachte winst uit grondexploitaties niet meer opgenomen.
Weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen is de verhouding tussen de aanwezige en de benodigde weerstandscapaciteit. Zoals getoond in de risicoprofieltabel in §3, en in de tabel hieronder, bedraagt de benodigde weerstandscapaciteit € 2,9 miljoen incidenteel en € 1,2 miljoen structureel. Zoals getoond in de weerstandscapaciteitstabel in §4, en in de tabel hieronder, bedraagt de aanwezige weerstandscapaciteit € 88,7 miljoen incidenteel en € 13,8 miljoen structureel. Dit betekent een incidenteel weerstandsvermogen van 30,4 en een structureel weerstandsvermogen van 11,6. Omdat de ‘Overige risico’s’ niet gekwantificeerd zijn, is het bedrag aan benodigde weerstandscapaciteit – en daarmee het weerstandsvermogen- enigszins geflatteerd. Tegelijkertijd is het verschil in benodigde en aanwezige weerstandscapaciteit zo enorm groot dat deze flattering geen invloed heeft op het algemene beeld dat de gemeente Hilversum een buitengewoon goed weerstandsvermogen heeft.
Tabel: weerstandsvermogen | bedragen x 1.000 | |||
aanwezige weerstandscapaciteit | benodigde weerstandscapaciteit | weerstands- | beoordeling | |
incidenteel | 88.700 | 2.921 | 30,4 | uitstekend |
structureel | 13.830 | 1.190 | 11,6 | uitstekend |
totaal | 102.530 | 4.110 | 24,9 | uitstekend |
Om een ‘algeheel weerstandsvermogen’ te kunnen bepalen, moeten de incidentele en structurele cijfers bij elkaar worden opgeteld. Dat kan alleen als we bepalen hoe lang we, als dat nodig mocht zijn, mogelijke structurele tegenvallers willen laten drukken op incidentele weerstandscapaciteit. Het antwoord is: zo kort mogelijk, dus maximaal één jaar. Het is namelijk ongeschreven financieel beleid dat structurele tegenvallers in het eerstvolgende jaar meteen worden gecompenseerd met bezuinigingen. Dit voorzichtige en verantwoorde financiële beleid draagt er aan bij dat we de structurele weerstandscapaciteit zo min mogelijk aanwenden en om die reden qua omvang niet heel groot hoeft te zijn. Zoals de tabel laat zien, is het algehele weerstandsvermogen 24,9. Oftewel, we kunnen 24,9 keer de benodigde weerstandscapaciteit dekken uit de aanwezige weerstandscapaciteit.
Hoe moeten we deze getallen waarderen? In het artikel ‘Een norm voor het weerstandsvermogen’ (B&G, oktober 2006) heeft Smorenberg een beoordelingstabel voor het weerstandsvermogen voorgesteld.
Tabel: beoordeling van het weerstandsvermogen | ||
Categorie | Weerstandsvermogen | Beoordeling |
A | >2 | Uitstekend |
B | 1,4<x<2,0 | Ruim voldoende |
C | 1,0<x<1,4 | Voldoende |
D | 0,8<x<1,0 | Matig |
E | 0,6<x<0,8 | Onvoldoende |
F | <0,6 | Ruim onvoldoende |
Aan de hand van deze beoordelingstabel vallen zowel het incidentele, het structurele als het algehele
weerstandsvermogen van de gemeente Hilversum in de hoogste categorie en verdienen zij de beoordeling uitstekend.